
De overdrachtsbelasting is de belasting die je betaalt bij de aankoop van onroerend goed in Nederland, zoals woningen, bedrijfspanden of bouwgrond, of bij de verkrijging van rechten daarop (bijvoorbeeld erfpacht of appartementsrechten). De heffing wordt berekend over de hoogste van de koopsom of de marktwaarde. Tot en met 2025 gelden de volgende tarieven overdrachtsbelasting: 0% voor starters die onder de voorwaarden van de startersvrijstelling vallen, 2% voor een woning die als hoofdverblijf wordt gebruikt en 10,4% voor overige onroerende zaken, zoals beleggingspanden, recreatiewoningen en zakelijk vastgoed.
Inhoud
In het Belastingplan 2026 heeft het kabinet voorgesteld om de regels aan te passen. De Tweede en Eerste Kamer moet nog akkoord gaan met het voorstel. Voorgesteld wordt om vanaf 1 januari 2026 voor woningen die niet als hoofdverblijf dienen – bijvoorbeeld verhuurde woningen, vakantiewoningen en beleggingsvastgoed – een nieuw tarief van 8% overdrachtsbelasting te hanteren. Voor kopers van een eigen woning blijft het lage tarief van 2% bestaan, evenals de startersvrijstelling onder voorwaarden. Het algemene tarief van 10,4% blijft van kracht voor niet-woningen, zoals bedrijfspanden en bouwgrond. Deze wijziging maakt het kopen van een beleggingswoning vanaf 2026 fiscaal iets aantrekkelijker, terwijl de positie van starters en eigenwoningkopers ongewijzigd blijft.
Welkom bij het tweede artikel van de overdrachtsbelastingvrijstellingserie van Port Sight Tax. In deze short-reads nemen we je mee langs de verschillende vrijstellingen binnen de overdrachtsbelasting. Zo weet je precies wanneer je géén overdrachtsbelasting hoeft te betalen en welke voorwaarden daaraan verbonden zijn. Deze week bespreken we de vrijstelling bij inbreng in een rechtspersoon (BV/NV).
Overdrachtsbelastingvrijstelling bij inbreng: wat is het precies?
Er is sprake van een ‘inbreng’ indien goederen worden overgedragen als storting op uitgegeven aandelen in de zin van Boek 2 Burgerlijk Wetboek. Een overdrachtsbelastingvrijstelling kan – onder voorwaarden – van toepassing zijn als een onroerende zaak wordt ingebracht in een onderneming.
De reden dat deze vrijstelling is opgenomen in de wet is omdat de wetgever geen (bedrijfs)economische beslissingen in de weg wil zitten met fiscale heffingen. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld een eenmanszaak die niet wil omzetten naar de BV, omdat dan overdrachtsbelasting betaald zou moeten worden. Door de vrijstelling wordt de keuze van de ondernemer niet beperkt door de belastingheffing.
Voorwaarden voor de toepassing van de overdrachtsbelastingvrijstelling bij inbreng in een rechtspersoon
De overdrachtsbelastingvrijstelling bij inbreng in een rechtspersoon is van toepassing als aan de volgende drie cumulatieve voorwaarden is voldaan:1
- Er is sprake van een inbreng van een onderneming tegen uitreiking van aandelen. De onderneming moet voor minstens 90% vergoed worden in aandelen;
- Er is sprake van een inbreng van een gehele onderneming in een nieuw opgerichte BV of NV; en
- De inbrengers zijn geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding tot het aandelenkapitaal gerechtigd als de verhouding waarin zij voor de inbreng tot de onderneming waren gerechtigd.
Voorwaarde 1: Er is sprake van een inbreng van een onderneming tegen uitreiking van aandelen. De onderneming moet voor minstens 90% vergoed worden in aandelen.
Zoals eerder genoemd, is er sprake van een inbreng zodra goederen worden overgedragen als storting op uitgegeven aandelen. Als er sprake is van een inbreng van een onderneming in een BV kan dit middels een storting van de waarde van de onderneming in de BV tegen uit te reiken aandelen óf middels een betaling vanuit de BV aan de eigenaar van de onderneming. Voor de toepassing van de overdrachtsbelastingvrijstelling mag de BV maximaal 10% van de waarde van de onderneming in geld vergoeden aan de onderneming. De overige 90% moet worden vergoed in uit te reiken aandelen.
Deze voorwaarde is in het leven geroepen om te voorkomen dat een inbrenger een onroerende zaak kan inbrengen en daar geld voor terugkrijgt, zonder dat er overdrachtsbelasting wordt geheven.
Ter illustratie het volgende voorbeeld: Een ondernemer brengt zijn eenmanszaak, ter waarde van € 1.000.000, in in een nieuw opgerichte BV. Vanwege de 90%-eis mag de ondernemer voor zijn ingebrachte eenmanszaak maximaal € 100.000 in geld worden vergoed. De overige € 900.000 moet voor de toepassing van de vrijstelling als storting op de aandelen worden beschouwd.
Voorwaarde 2: Er is sprake van een inbreng van een gehele onderneming in een nieuw opgerichte BV of NV.
De inbrengvrijstelling geldt alleen ingeval er sprake is van een onroerende zaak die deel uit maakt van een ingebrachte gehele onderneming. Het begrip ‘onderneming’ dient ruim te worden uitgelegd. Doorgaans kan hierbij de betekenis van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden gevolgd, namelijk een ‘belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.’ In de praktijk gaat het dan eigenlijk om de eenmanszaak, of deelgerechtigdheid in een vennootschap onder firma (VOF), commanditaire vennootschap (CV), of maatschap.
Het is dus alleen mogelijk om een onroerende zaak zonder heffing van overdrachtsbelasting over te brengen naar een BV of NV als deze onroerende zaak onderdeel uitmaakt van de onderneming. Hierbij komt ‘vermogensetikettering’ om de hoek kijken. De onroerende zaak moet namelijk onderdeel zijn van het vermogen van de onderneming. Hierbij moet worden gedacht aan onroerende zaken die worden gebruikt voor de exploitatie van de onderneming, zoals een fabriekspand van een chipmachineproducent. Kortom, onroerende zaken die voor privédoeleinden worden gebruikt, zijn geen onderdeel van het ondernemingsvermogen en komen daarom niet aanmerking voor de vrijstelling.
Volgens de letterlijke wettekst dient de inbreng plaats te vinden in een speciaal daartoe opgerichte vennootschap. Echter, in een recent besluit van de Staatssecretaris van Financiën is goedgekeurd dat de vrijstelling ook – onder voorwaarden – kan worden toegepast bij inbreng van een onderneming in een al bestaande BV.2
Voorwaarde 3: De inbrengers zijn geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding tot het aandelenkapitaal gerechtigd als de verhouding waarin zij voor de inbreng tot de onderneming waren gerechtigd.
Indien een gezamenlijke onderneming wordt ingebracht in een BV of NV (zoals een VOF, maatschap of CV), moet voor de toepassing van de vrijstelling de aandelenverhouding na inbreng gelijk of nagenoeg gelijk zijn als de verdeeldheid van gerechtigdheid van de gezamenlijke onderneming voor inbreng.
Ter illustratie het volgende voorbeeld: Jan, Mahmoud en Lisa exploiteren samen een VOF. De deelgerechtigdheid op het vermogen is respectievelijk 25%, 25% en 50%. In het ondernemingsvermogen van de VOF zit een onroerende zaak. Het drietal wil graag verder ondernemen in de BV. Om een ferme cash-out te voorkomen, beroepen ze zich op de overdrachtsbelastingvrijstelling voor de onroerende zaak. Hierdoor moeten zij, zodra ze in de BV zitten, dezelfde gerechtigdheid op de onderneming behouden als in de VOF. Dat betekent dat Jan 25%, Mahmoud 25% en Lisa 50% van de aandelen in de BV moeten verkrijgen.
Voorwaarden voor het behouden van de vrijstelling
Als aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, dan wordt de overdrachtsbelastingvrijstelling toegekend. Echter, na de toekenning kan de vrijstelling worden teruggenomen indien je je niet aan de aanhoudings- en voortzettingseis houdt.3
De aanhoudingseis houdt in dat de verkregen aandelen gedurende drie jaren niet mogen worden vervreemd. Als er sprake is van meerdere inbrengers, dan geldt deze eis voor hun allemaal. Er geldt een uitzondering op de aanhoudingseis, namelijk als de aandelen worden vervreemd in het kader van een fusie, interne reorganisatie of splitsing4.
Daarnaast geldt ook de voorzettingseis. Deze eis houdt in dat de onderneming door de verkrijgende vennootschap gedurende drie jaren wordt voortgezet. Aan deze eis wordt bijvoorbeeld niet voldaan indien de BV binnen drie jaar de onderneming inbrengt in een personenvennootschap, immers, de BV zet de onderneming niet voort.5 Voor de voortzettingseis gelden dezelfde uitzonderingen als voor de aanhoudingseis.
Toepassing overdrachtsbelastingvrijstelling in de praktijk
Ondanks dat er sprake is van een vrijstelling (waardoor er geen overdrachtsbelasting verschuldigd is), moet er nog steeds aangifte worden gedaan. Doe dus ook bij toepassing van de vrijstelling aangifte om boetes te voorkomen!
Tot slot
Wanneer je je beroept op een overdrachtsbelastingvrijstelling is het van belang om te voldoen aan de wettelijke voorwaarden.
Twijfel je of je aan de voorwaarden voldoet? Neem dan vooral contact op met één van onze adviseurs.
Referenties
1 Artikel 15, eerste lid, onderdeel e, onder 2, Wet BRV.
2 Besluit van 17 oktober 2024, 2024-10969, Stcrt. 2024, 33456, V-N 2024/53.10, onderdeel 3.3.
3 Artikel 5, vijfde en zesde lid, Uitvoeringsbesluit BRV 1971.
4 Zie tevens het Besluit van 25 maart 1996, nr. VB96/850, V-N 1996, p. 1405 en BvR.2.3.14.E.c2
5 Hof ’s-Hertogenbosch 4 juni 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BN3980
Noah Sahit
Noah Sahit is een gedreven fiscalist die zich verder komt bekwamen in het vak bij Port Sight Tax. Na diverse ervaringen bij fiscale advieskantoren heeft Noah als eerste PST’er zijn schip aangemeerd bij onze firma. Deze ‘home-grown’ fiscalist combineert technische kennis met stevige dosis Gen-Z office skills en humor.
Vrijblijvend Adviesgesprek
Meer weten over dit onderwerp? Boek een gratis consult met een van onze specialisten.